Kleine nevelvlekboktor Leiopus femoratus (Fairmaire, 1859)

? (UK),  (DE)


Status in NL

Voor 1980: Afwezig, vanaf 1980: Uiterst zeldzaam (TEUNISSEN, 2009).  Waarneming.nl: Zeldzaam (januari 2022).

Tekst: D. Groenendijk & R. Gereads 2022/01-vs2

Herkenning

De Kleine nevelvlekboktor is een zeer kleine tot kleine (3-8 mm) boktor met een variabele tekening op de niet geribbelde dekschilden. De tekening bestaat uit donkere onbehaarde vlekjes en bandjes op een verder licht bruingrijze, behaarde ondergrond. Meestal bestaat het vlekkenpatroon uit een halfronde of V-vormige donkere vlek bij het schildje, een kort bandje langs de zijkant van de dekschilden ter hoogte van de middenpoten, en ter hoogte van de achterpoten een complete donkere dwarsband. Kenmerkend zijn de lange geringelde en onbehaarde sprieten. Op het borststuk bevindt zich een zijdoorn. De mannetjes hebben een slanker postuur en naar verhouding langere sprieten dan de vrouwtjes.



Kleine nevelvlekboktor man (boven) en vrouw.

Kleine nevelvlekboktor - Leiopus femoratus- man (R. Geraeds)
   Kleine nevelvlekboktor - Leiopus femoratus- vrouw (R. Geraeds)

Gelijkende soorten

De lange (minstens anderhalf, maar tot meer dan twee keer de lengte van de dekschilden), geringelde en onbehaarde sprieten, onderscheiden nevelvlekboktorren van nagenoeg alle andere soorten boktorren.


De Kleine nevelvlekboktor lijkt echter sterk op de twee andere soorten nevelvlekboktorren: Schijn-nevelvlekboktor (Leiopus linnei) en Nevelvlekboktor (Leiopus nebulosus). Met enige oefening is de Kleine nevelvlekboktor in het veld of vanaf een goede foto van het genoemde soortenpaar te onderscheiden aan de hand van de grootte, de tekening op de dekschilden en de vorm en tekening van de sprieten. De Kleine nevelvlekboktor is gemiddeld iets kleiner en minder robuust als de andere nevelvlekboktorren. Maar omdat grootte een erg variabel kenmerk is, moet dit met terughoudendheid worden gebruikt. In de meeste gevallen is de tekening op de dekschilden meer indicatief.


De Kleine nevelvlekboktor heeft vaak een halfronde of V-vormige donkere vlek bij het schildje en een complete vrij scherp afgetekende donkere dwarsband ter hoogte van de achterpoten. Bij de andere nevelvlekboktorren is er vaak wel donkere tekening rond het schildje aanwezig, maar deze is vlekkerig en diffuser en ook de donkere band ter hoogte van de achterpoten is minder scherp en meestal niet volledig. Het belangrijkste kenmerk is de vorm en tekening van de sprieten. De Kleine nevelvlekboktor heeft dunnere en relatief gezien langere sprieten. Bij de Kleine nevelvlekboktor zijn de sprieten gemiddeld circa tweemaal langer dan het lichaam. Bij de andere nevelvlekboktorren is dat ongeveer anderhalf maal. Verder lijkt het zo dat als er zes sprietleden (of meer) voorbij de dekschilden steken het gaat om de Kleine nevelvlekboktor. Bij de andere nevelvlekboktorren steken in de regel minder dan zes sprietleden voorbij de dekschilden. Verder geldt dat de afzonderlijke sprietleden een andere kleurverdeling hebben. Bij de Kleine nevelvlekboktor is het donkere, apicale deel van de sprietleden beperkt van omvang (een derde tot een kwart van de lengte van het sprietlid). Bij de andere nevelvlekboktorren is dat ruwweg de helft. Dit is het meest betrouwbare en praktische kenmerk om de Kleine nevelvlekboktor te onderscheiden van de andere nevelvlekboktorren. Het is het beste te bekijken bij het derde en vierde sprietlid.

Onderscheid Kleine en (Schijn)Nevelvlekboktorren op basis van dekschildtekening. (R. Geraeds)

De Kleine nevelvlekboktor heeft vaak (maar zeker niet altijd) een halfronde tot V-vormige formatie van vlekken onder het schildje (1). Bij de Schijn-nevelvlekboktor (2) en Nevelvlekboktor bevindt zich hier een meer diffuus vlekkenpatroon. Ter hoogte van de achterpoten loopt bij de Kleine nevelvlekboktor een duidelijke donkere band over de dekschilden (3). De Schijn-nevelvlekboktor (4) en Nevelvlekboktor hebben hier en net achter de voorpoten twee, minder duidelijke banden van donkere vlekken.

Onderscheid Kleine en (Schijn)Nevelvlekboktor op basis van de sprietleden. (R. Geraeds)

Nevelvlekboktorren hebben geblokte sprieten. Bij de Kleine nevelvlekboktor is duidelijk minder dan de helft van de sprietleden donker gekleurd (1), terwijl bij de Schijn-nevelvlekboktor en Nevelvlekboktor duidelijk meer dan de helft van de sprietleden donker gekleurd is (2).

Habitat, waard- en voedselplanten

De Kleine nevelvlekboktor is een soort van warme en zonbeschenen bosranden van loofbossen, boomgaarden en solitaire bomen in een beschutte landschappelijke setting. Als broedbomen worden diverse soorten loofbomen genoemd waaronder Walnoot (Juglans regia), Tamme kastanje (Castanea sativa), Haagbeuk (Carpinus betulus), Vijgenboom (Ficus carica), es (Fraxinus sp.), appel (Malus sp.), linde (Tilia sp.), peer (Pyrus sp.), kers (Prunus sp.), Zomereik (Quercus robur), wilg (Salix sp.) en Beuk (Fagus sylvatica), iep (Ulmus sp.) (TEUNISSEN & JANSEN, 2009; VITALI, 2018).


Naast Zomereiken, zijn Kleine nevelvlekken ook regelmatig aangetroffen op dode Lijsterbes en worden regelmatig uit uitgebroken takken geklopt.

Naast Zomereiken, zijn Kleine nevelvlekken ook regelmatig aangetroffen op dode Lijsterbes. (R. Geraeds)
Kleine nevelvlekboktorren zijn regelmatig uit uitgebroken takken geklopt. (R. Gereads)

Levenswijze

De Kleine nevelvlekboktor is polyfaag en de larven ontwikkelen zich in twijgen en dunne afgestorven takken van verschillende soorten loofhout. Ze vreten onder de schors. De overwintering vindt in het hout plaats. In april-mei volgt de verpopping in een poppenwieg vlak onder of in de schors. De imago’s worden voornamelijk op de waardbomen gevonden, maar komen soms ook op licht. De kevers bezoeken geen bloemen (TEUNISSEN, 2009; TEUNISSEN & JANSEN, 2009).

Vliegtijd & Methode

De Kleine nevelvlekboktor vliegt van mei tot en met juli. De meeste waarnemingen zijn afkomstig van de periode eind mei tot eind juni. Incidenteel kunnen imago’s worden gevonden tussen augustus en oktober en in april. De eigen uiterste waarnemingen liggen tussen 23 april en 23 juli, beide in 2020.


J

F

M

A

M

J

 J

A

S

O

N

D













Zicht

Hout/stobben

-


Bloeiende kruiden en struiken

-

Klopscherm


+++

Sleepnet


-

Licht

ML/HPL

+


Blacklight

Lokstoffen

Feromonen


Overig






Lokale ervaringen

De meeste waarnemingen van Kleine nevelvlekboktorren zijn verzameld met behulp van het klopscherm. De soort is veelvuldig geklopt uit dode takken van Zomereik, zowel van takkenhopen, dode bomen, als dode takken aan verder vitale bomen. Daarnaast zijn veel waarnemingen afkomstig van Wilde lijsterbes (Sorbus aucuparia), Sporkehout (Frangula alnus). Na de natuurbrand in Nationaal Park De Meinweg is de soort ook geklopt van door de brand aangetaste takken van Zomereik, een eenmalig van Grove den (Pinus sylvestris). Op de verbrande eiken is ook eiafzet waargenomen (door solitaire vrouwtjes). Dit vond hoger op de stam plaats, op niet verbrande schors. Incidenteel is de soort op droog kachelhout Populier (Populus sp.) en op stapels vers gezaagde stammen (eiken)hout aangetroffen (GERAEDS, 2021b). Ook is de soort incidenteel op licht gevangen.

Kleine nevelvlekboktor - Leiopus femoratus- copula (R. Geraeds)

Overige informatie

De Kleine nevelvlekboktor wordt gezien als een zich in Europa uitbreidende soort, waarschijnlijk door het opwarmen van het klimaat (ZAMORAKA, 2017). In Nederland werd de soort voor het eerst waargenomen in 2007. De eerste waarneming voor België dateert uit 2000 en de soort is sindsdien op meerdere locaties gevonden. In Duitsland is de Kleine nevelvlekboktor voor het eerst vastgesteld in 2004 en in Luxemburg in 2007 (GEREND & MEYER, 2007; TEUNISSEN, 2009; TEUNISSEN & JANSEN, 2009). De verspreiding in Nederland lijkt op dit moment bijna aaneengesloten in het oosten van Brabant en in de provincie Limburg met verspreide waarnemingen elders in Nederland.