Kleine timmerboktor Acanthocinus griseus (Fabricius, 1792)

? (UK), Braunbindiger Zimmerbock (DE)


Status in NL

Onbekend, niet beschouwd in Teunissen (2009)
Waarneming.nl: Zeer zeldzaam (februari 2021)

Tekst: R. Geraeds 2021/02-vs1

Herkenning

De Kleine timmerboktor is een kleine tot middelgrote boktor (9-12 mm) met een duidelijke zijdoorn en vier licht gekleurde, beige tot gele vlekken op het borststuk. De dieren zijn overwegend grijs, soms (rood)bruin gekleurd en hebben enkele grote, donkere banden over de dekschilden lopen. Verder bevinden zich op de dekschilden verschillende kleinere donkere vlekjes. Kleine timmerboktorren hebben zeer lange, grijs-zwart geblokte sprieten. Bij de vrouwtjes zijn deze ongeveer anderhalf keer de lichaamslengte, bij de mannetjes zijn ze meer dan twee keer de lichaamslengte. De vrouwtjes zijn herkenbaar aan de lange, uitstekende legboor.


Kleine timmerboktor, man (R. Geraeds)
Kleine timmerboktor, vrouw (R. Geraeds)

Gelijkende soorten
Enkele ander boktorren hebben ook relatief lange geblokte sprieten, maar deze zijn naar verhouding korter (bv Grijze schorsboktor (Mesosa nebulosa) en de verschillende soorten nevelvlekbokorren (Leiopus sp.). Verwarring is mogelijk met de nauw verwante Timmerboktor (Acanthocinus aedilis), die ook zeer lange sprieten heeft en waarvan de vrouwtjes ook een lange uitstekende legboor hebben. De Kleine timmerbok is kleiner en slanker dan de Timmerboktor, die 12 tot 20 mm groot zijn. De dekschilden van de Kleine timmerboktor hebben geen lengteribbels. Het eerste tarslid van de achterpoten opvallend lang, langer dan de rest van de voet. Bij de Timmerboktor is dit lid ongeveer even lang als de rest van de voet.

 Op het borststuk bevinden zich vier licht gekleurde, beige tot gele vlekken. (R. Geraeds)

Op het borststuk bevinden zich vier licht gekleurde, beige tot gele vlekken. 

Het eerste tarslid (2) van de achterpoten langer dan de rest van de voet (1) (R. Geraeds)

Bij de Kleine timmerboktor is het eerste tarslid (2) van de achterpoten langer dan de rest van de voet (1).

Habitat
Kleine timmerboktorren zijn gebonden naaldbossen. KLAUSNITZER et al. (2016b) noemen Zwarte den (Pinus nigra), Grove den (Pinus sylvestris) en in uitzonderlijke gevallen Fijnspar (Picea abies) en zilversparren (Abies sp.). De voorkeur lijkt uit te gaan naar staand stamhout, maar liggende stammen en takken worden eveneens benut. De soort maakt ook gebruik van door brand aangetaste naadbomen (EICHLER, 1986; PALM, 1984; BÍLÝ & MEHL, 1989; EHNSTRÖM & HOLMER, 2007; RENNER, 2011; KLAUSNITZER et al., 2016b). De voedselkeuze van de imago’s is onbekend, maar bestaat zoals bij de meeste Lamiinae waarschijnlijk uit de bast van naaldbomen.

Levenswijze
De larven leven aanvankelijk in het cambium, direct onder de bast van recent gestorven of afstervende stammen en takken (met een minimale diameter van 30 mm). Later kunnen ze ook oppervlakkig in het spinthout doordringen. Hier maken de volgroeide larven een poppenkamer waarin ze vervolgens in het voorjaar (mei-juni) verpoppen. Wanneer de schors dik genoeg is, kan de verpopping ook hierin plaatsvinden. De ontwikkeling van de larven duurt meestal twee jaar, maar kan ook al na één jaar voltooid zijn. De imago’s verlaten het hout ongeveer een maand na de verpopping en zijn vanaf juni tot september waar te nemen. Ze zijn voornamelijk in de schemering en nacht actief, overdag verschuilen ze zich in spleten en achter schilfers van ruwe schors van stammen en takken (BÍLÝ & MEHL, 1989; MARTIKAINEN, 2002; EHNSTRÖM & HOLMER, 2007; KLAUSNITZER et al., 2016b; DRUMONT et al., 2019).


Vliegtijd & Methode
De imago’s van de Kleine timmerboktor zijn vanaf mei tot september actief. De uiterste waarnemingen in de Meinweg zijn 21 mei en 17 augustus, beide in 2020.

J

F

M

A

M

J

 J

A

S

O

N

D













Zicht

Hout/stobben

+++

('s nachts)


Bloeiende kruiden en struiken

-

Klopscherm


-

Sleepnet


-

Licht

ML/HPL

-


Blacklight

-

Lokstoffen

Feromonen


Overig






Lokale ervaringen

Veel bronnen maken melding dat de soort op licht vliegt, wat ook in de Meinweg is aangetoond. De soort is zowel op lakens als in lichtvallen gevangen. Dit is echter pas twee keer gebeurd, ondanks dat het gebied al vele jaren intensief met behulp van lichtbronnen is geïnventariseerd op nachtvlinders.

Naast de twee vangsten op licht, zijn Kleine timmerboktorren aangetroffen op stapels gezaagd hout en stobben van Grove den. Wanneer houtstapel in het gebied aanwezig waren, zijn deze vaak geïnventariseerd op aanwezige boktorren en andere keversoorten. Kleine timmerboktorren zijn er echter vrijwel uitsluiten ’s nachts waargenomen. Het overgrote deel van de waarnemingen is afkomstig van verbrande stammen van Grove dennen na de natuurbrand in de Meinweg in april 2020 (GERAEDS et al., 2021). De soort is hier vooral ’s nachts aangetroffen, de vele inventarisaties overdag hebben nauwelijks waarnemingen opgeleverd. In de nachts zijn ze gemakkelijk te inventariseren door met een zaklamp de verbrande boomstammen af te schijnen. ’s Nachts zijn de dieren erg actief en lopen zenuwachtig heen en weer over stammen en dikkere takken. Beschenen in fel licht laten ze zich snel vallen.
Inventarisaties met behulp van klopschermen hebben nooit vangsten van Kleine timmerboktorren opgeleverd. Omdat de soort vooral op dikkere stammen te vinden is, zijn inventarisaties met klopschermen ongeschikt om de soort aan te tonen. Copula’s en eileggende vrouwtjes zijn vrijwel uitsluitend op de zwartgeblakerde delen van Grove dennen waargenomen.

Kleine timmerbokken zijn op verschillende plekken gevonden op houtstapels van Grove den (R. Geraeds)

Kleine timmerboktorren zijn op verschillende plekken gevonden op houtstapels van Grove den.

A.griseus is veelvuldig aangetroffen op is afkomstig van verbrande stammen van Grove den. (R. Geraeds)

Het overgrote deel van de waarnemingen van Kleine timmerboktorren is afkomstig van verbrande stammen van Grove dennen.