Zuidelijke halmboktor  Calamobius filum

(Rossi, 1790)

? (UK), Getreidebock (DE)


Status in NL

Onbekend, niet beschouwd in TEUNISSEN (2009)

Waarneming.nl: Zeer zeldzaam (maart 2025)


Tekst en foto's: R. Geraeds 2025-05/vs1.

Herkenning
De Zuidelijke halmboktor is een kleine tot middelgrote (5 tot 11 mm), slanke boktor zonder zijdoorn op het borststuk. De kop, het borststuk en de dekschilden zijn zwart met een donkergrijze beharing. Over het midden van de kop, het borststuk en langs de binnenrand van de dekschilden loopt een streep met lichtere beharing. Op het borststuk bevinden zich ook nog twee lichtere lengtestrepen aan de zijkanten. Bij oudere exemplaren kan de lichtere beharing slijten, waardoor de lengtestrepen nog maar nauwelijks herkenbaar zijn. De poten zijn zwart en grijs behaard. De sprieten zijn lang - anderhalf tot twee keer de lichaamslengte - en egaal zwart tot donkergrijs. De mannetjes zijn herkenbaar aan de naar verhouding langere sprieten in vergelijking met de vrouwtjes.

Zuidelijke halmboktor - Calamobius filum - man - R. Geraeds
Zuidelijke halmboktor - Calamobius filum - vrouw - R. Geraeds
Herkenning Zuidelijke halmboktor - Calamobius filum - R. Geraeds

De Zuidelijke halmboktor heeft een lichte lengtestreep langs de binnenrand van de dekschilden (1). Aan de zijkanten en boven op het borststuk lopen drie lichte lengtestrepen (2). De sprieten zijn egaal zwart tot donkergrijs (3).

Gelijkende soorten

Zuidelijke halmboktorren kunnen verward worden met Gestreepte distelboktorren (Agapanthia cardui) omdat ze beiden een lichte lengtestreep langs de binnenrand van de dekschilden (1) en over het midden van het borststuk (2) hebben lopen. De sprieten van de Zuidelijke halmboktor zijn echter egaal zwart tot donkergrijs (3) en minder sterk behaard dan die van de Gewone distelboktor, die duidelijk zwart-grijs geblokt zijn (4).

Gelijkende soorten Zuidelijke halmboktor - R. Geraeds

Habitat, waard- en voedselplanten
De Zuidelijke halmboktor is een warmteminnende soort van vochtige tot droge graslanden. In tegenstelling tot de meeste andere inheemse boktorren ontwikkelen de larven zich in verschillende soorten grassen (Poaceae). De ontwikkeling is bekend van soorten glanshaver (Arrhenatherum sp.), gerst (Hordeum sp.), tarwe (Triticum sp.), haver (Avena sp.), struisriet (Calamagrostis sp.) en kropaar (Dactylis sp.) (KLAUSNITZER et al., 2016b; DICK & BELGERS, 2012; VITALI, 2018).

Biotoop van de Zuidelijke halmboktor - R. Geraeds

Levenswijze
De vrouwtjes klimmen langs grasstengels naar boven en leggen onder de aar een ei. Hiervoor knagen ze eerst een gat in de stengel. Het ei komt na 8 tot 10 dagen uit waarna de larve eerst hoog in de stengel, onder de aar leeft. Later verplaatsen ze zich naar beneden tot aan de wortelhals. Voor de verpopping knagen ze een 10 tot 15 cm lange holte in de stengel, op een hoogte van 5 tot 8 cm boven maaiveld. Boven deze poppenwieg wordt de grasstengel van binnenuit, op een hoogte van 15 tot 25 cm door de larve doorgeknaagd, zodat deze afbreekt. 


De holle stengel wordt aan de bovenkant door de larve afgedicht met grasvezels en uitwerpselen. Larven overwinteren in de poppenwieg, waarin ze in het volgende voorjaar verpoppen (KLAUSNITZER et al., 2016b; VITALI, 2018).
De imago’s zijn overdag actief bij warm en zonnig weer in grazige vegetaties.

Vliegtijd & Methode

Zuidelijke halmboktorren zijn in de regel vanaf mei tot augustus actief. Het overgrote deel van de waarnemingen in Nederland komen uit juni. De eigen uiterste waarnemingen van imago’s komen van 17 juni (2023) en 23 juli (2024).

J

F

M

A

M

J

 J

A

S

O

N

D













Zicht

Hout/stobben

-


Bloeiende kruiden en struiken

-


Waardplanten

+++

Klopscherm


-

Sleepnet


+++

Licht

ML/HPL

-


Blacklight

Lokstoffen

Feromonen


Overig






Lokale ervaringen
Zuidelijke halmboktorren zijn uitsluitend met behulp van het sleepnet geïnventariseerd. De imago’s zijn op grassen te vinden waar ze doorgaans op de stengels zitten en in rusthouding de langs sprieten langs de stengels houden, waardoor ze niet opvallen.

Bij oudere exemplaren kunnen de lengtestrepen van lichte beharen afgesleten zijn - R. Geraeds