Nevelvlekboktor Leiopus nebulosus

(Linnaeus, 1758)

Black-clouded Longhorn Beetle (UK), Rosthörniger Splintbock (DE).


Bij het interpreteren van de status in Nederland is het belangrijk om te beseffen dat ten tijde van de publicatie van TEUNISSEN (2009) het bestaan van de zustersoort Schijn-nevelvlekboktor (Leiopus linnei) nog onbekend was (cf WALLIN et al., 2010). Iets vergelijkbaars geldt voor de status op waarneming.nl. Doordat het onderscheid tussen beide zustersoorten zonder controle van de genitaliën vrijwel onmogelijk is, is onduidelijk wat de precieze status in Nederland is. Vermoedelijk is de Nevelvlekboktor een stuk minder algemeen dan de Schijn-nevelvlekboktor (zie ‘Overige informatie’).


Status in NL

Voor 1980: Algemeen, vanaf 1980: Algemeen (TEUNISSEN, 2009). Waarneming.nl: Algemeen (januari 2022).

Tekst: Dick Groenendijk 2022/01-vs2

Herkenning

De Nevelvlekboktor is een zeer kleine tot kleine (5-9 mm) boktor met een variabele tekening op de niet geribbelde dekschilden. De soort heeft lange geringelde en onbehaarde sprieten. De tekening bestaat in de regel uit lichtere vlekken op een donkere achtergrond in het voorste derde deel van de dekschilden, een duidelijk contrasterende lichte dwarsband met donkere stippen over het midden van de dekschilden gevolgd door een vrij egaal gekleurde donkere band en licht met donkere vlekken aan het uiteinde. Op het borststuk bevindt zich een zijdoorn. De vrouwtjes hebben een robuuster postuur en naar verhouding kortere sprieten dan de mannetjes.

Het onderscheid tussen L. nebulosus en L. linnei is zonder genitaliënonderzoek vrijwel onmogelijk. Goede foto's van man en vrouw Nevelvlekboktor ontbreken nog.

Nevelvlekboktor Leiopus nebulosus

Gelijkende soorten

De lange (minstens anderhalf, maar tot meer dan twee keer de lengte van de dekschilden), geringelde en onbehaarde sprieten, onderscheiden nevelvlekboktorren van nagenoeg alle andere soorten boktorren. De Nevelvlekboktor lijkt echter sterk op de Kleine nevelvlekboktor (Leiopus femoratus) en is bijna niet te onderscheiden van de zustersoort Schijn-nevelvlekboktor (Leiopus linnei).

Het onderscheid met de Kleine nevelvlekboktor is met enige oefening in het veld of vanaf een goede foto mogelijk aan de hand van de grootte, de tekening op de dekschilden en de vorm en tekening van de sprieten. Het meest betrouwbare kenmerk is de kleurverdeling op de sprieten. Bij de Kleine nevelvlekboktor is het donkere, apicale deel van de sprietleden beperkt van omvang (een derde tot een kwart van de lengte van het sprietlid). Bij de Nevelvlekboktor (en ook bij de Schijn-nevelvlekboktor) is dat ruwweg de helft. Dit kenmerk is het beste te bekijken bij het derde en vierde sprietlid. Zie voor de overige verschillen tussen de Nevelvlekboktor (en de Schijn-nevelvlekboktor) de soorttekst van de Kleine nevelvlekboktor.

Onderscheid nevelvlekboktorren op basis van sprietleden. (R. Geraeds)

Nevelvlekboktorren hebben geblokte sprieten. Bij de Kleine nevelvlekboktor is duidelijk minder dan de helft van de sprietleden donker gekleurd (1), terwijl bij de Schijn-nevelvlekboktor en Nevelvlekboktor duidelijk meer dan de helft van de sprietleden donker gekleurd is (2).


In 2010 werd duidelijk dat de in Nederland en Europa algemene ‘nevelvlekboktor’ uit twee verschillende zustersoorten bestaat (WALLIN et al., 2010). Dit zijn de Nevelvlekboktor en de Schijn-nevelvlekboktor die uiterlijk gezien nagenoeg identiek zijn. Er zijn inmiddels wel verschillen gevonden in bijvoorbeeld de adering van de achtervleugel (ROSSA et al., 2017), maar deze verschillen zijn subtiel en onbruikbaar in het veld. Het enige enigszins bruikbare kenmerk is de beharing op de achterlijfspunt bij vrouwtjes. Dit kenmerk is het beste aan de onderzijde te bekijken en vereist het gebruik van een loep (circa 10x). Bij de Nevelvlekboktor is de achterste rand van het laatste buikschild bezet met korte, donzige haartjes. Bij de Schijn-nevelvlekboktor is de achterste rand van het laatste buikschild bezet met dichte, lange haren. Dit kenmerk is met enige oefening in het veld te beoordelen, maar geldt dus alleen voor vrouwtjes. Voor mannetjes geldt dat determinatie in het veld niet mogelijk is en dat controle van de genitaliën nodig is voor een zekere identificatie (WALLIN et al., 2010). De determinatie van zowel de vrouwtjes als de mannetjes kan bekeken worden in het artikel van Wallin et al. (2010).

Habitat, waard- en voedselplanten

De Nevelvlekboktor is een soort van loofbossen met veel dood hout. Als broedbomen is een lange lijst van diverse soorten loofbomen bekend. De ontwikkeling van de larven is bekend van esdoorn (Acer sp.), Zwarte els (Alnus glutinosa), berk (Betula sp.), Beuk (Fagus sylvatica), Haagbeuk (Carpinus betulus), Hazelaar (Corylus avellana), Es (Fraxinus excelsior), Walnoot (Juglans regia), populier (Populus sp.), eik (Quercus sp.), Schietwilg (Salix alba), Boswilg (Salix caprea), Gewone vlier (Sambucus nigra), Winterlinde (Tilia cordata), iep (Ulmus sp.) Tamme kastanje (Castanea sativa) en verschillende soorten fruitbomen. In uitzonderlijke gevallen worden ook naaldbomen gebruikt. Zo is de ontwikkeling ook bekend van Gewone zilverspar (Abies alba) en Fijnspar (Picea abies) (TEUNISSEN, 2009; KVAMME & WALLIN, 2013; KLAUSNITZER et al. (2016b). Het lijkt erop dat de keuze van de broedboom vooral afhangt van de eigenschappen van het hout (zoals dikte, vochtgraad, staat van de schors en dergelijke) en minder van de precieze boomsoort (KVAMME & WALLIN, 2013).

Levenswijze

De Nevelvlekboktor is polyfaag en de larven ontwikkelen zich onder de schors van (afgevallen) twijgen, afgestorven takken en dunne stammen van verschillende soorten loofhout. Ze hebben een voorkeur voor takken met een hoge vochtigheidsgraad. Voor de overwintering knagen de larven zich in het hout. In april-mei volgt de verpopping in een poppenwieg vlak onder of in de schors. De pop bevindt zich loodrecht achter de schors. De uitvliegopening is voor de verpopping gereed gemaakt en afgedekt met een dun laagje houtschilfers. De ontwikkeling duurt een of twee jaar. De imago’s worden voornamelijk op de waardbomen gevonden. De kevers zijn vooral vanaf de schemering actief en bezoeken geen bloemen (TEUNISSEN, 2009; KLAUSNITZER et al., 2016b).


Vliegtijd & Methode

De Nevelvlekboktor vliegt van april tot en met september. De meeste waarnemingen zijn afkomstig van de periode half mei tot begin juli.


J

F

M

A

M

J

 J

A

S

O

N

D













Zicht

Hout/stobben

-


Bloeiende kruiden en struiken

-

Klopscherm


+++

Sleepnet


-

Licht

ML/HPL

+


Blacklight

Lokstoffen

Feromonen


Overig






Lokale ervaringen

De meeste waarnemingen van nevelvlekboktorren zijn verzameld met behulp van het klopscherm. Nevelvlekboktorren worden veelvuldig geklopt uit dode takken van Zomereik. Vrouwtjes van de gevangen nevelvelboktorren zijn in het veld met een loep gedetermineerd en bleken altijd Schijn-nevelvlekboktor te betreffen. Mannetjes zijn steekproefsgewijs microscopisch onderzocht en ook dit waren steeds Schijn-nevelvlekboktorren. De Nevelvlekboktor is door ons op basis van vrouwelijke kenmerken of microscopisch onderzoek van de mannetjes (nog) niet op de Meinweg vastgesteld.

 

Overige informatie

Vanwege de recente ontdekking dat er in Nederland (en Europa) twee nevelvlekboktorren als zustersoorten naast elkaar bestaan (WALLIN et al., 2010), is er geen goed beeld van verspreiding en voorkomen in Nederland en Europa. De eerste studies laten zien dat de Schijn-nevelvlekboktor algemener is in Europa en een grotere verspreiding kent (ROSSA et al., 2017). In Nederland geldt dat de dubbelsoort door vrijwel geheel Nederland kan worden aangetroffen, met name op de hogere zandgronden en in de duinen (TEUNISSEN, 2009). Om een eerste ruw inzicht te krijgen in de verspreiding van de beide zustersoorten in Nederland, zijn de waarnemingen vanaf 2010 van beide soorten op waarneming.nl gescreend. Alleen collectiewaarnemingen en waarnemingen waarbij duidelijk was dat deze microscopisch zijn onderzocht, zijn hiervoor gebruikt. Ook in Nederland lijkt de Schijn-nevelvlekboktor op het eerste gezicht talrijker en met een grotere verspreiding dan de Nevelvlekboktor. Op de Veluwe en westelijk in de duinen zijn beide soorten gevonden. Vooralsnog lijkt in de zuidelijke provincies Limburg en Brabant vooral de Schijn-nevelvlekboktor voor te komen.